
Jurisprudentie
BB1987
Datum uitspraak2007-07-19
Datum gepubliceerd2007-08-20
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers157029
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Datum gepubliceerd2007-08-20
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers157029
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Indicatie
Rectificatie van misleidende informatie over oud-collega.
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 157029 / KG ZA 07-363
Vonnis in kort geding van 19 juli 2007
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser] B.V.,
gevestigd te [woonplaats],
eiseres,
procureur mr. P.M. Wilmink,
advocaat mr. H.E. Davelaar te Zwolle,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RICN INKOOPINTERMEDIAIRS B.V.,
gevestigd te Ede,
gedaagde,
advocaat mr. C.J. van Dijk te Ede.
Partijen zullen hierna [eiser] en RICN genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiser]
- de wijziging van eis
- de pleitnota van RICN.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser] exploiteert een groothandel in technische producten op het gebied van leidingsystemen, slangen, koppelingen, beregening, pompen, electra, sanitair, verwarming, bouwproducten, agro, tuin, bedrijfskleding en -schoeisel.
2.2. RICN is een inkooporganisatie die ten behoeve van haar leden, de zogenaamde RICN-deelnemers, in de recreatiebranche kortingen bedingt bij leveranciers door met deze leveranciers zogenaamde raamcontracten te sluiten. RICN analyseert inkoopmarkten en doet naar aanleiding daarvan aanbevelingen aan haar deelnemers, ook wel RICN-leden genoemd. De leden hebben vervolgens recht op de door RICN bedongen korting als zij producten kopen bij de aangesloten leveranciers, de zogenaamde RICN-partners. Thans zijn ruim vierhonderd campings, bungalowparken, groepsaccommodaties en andere recreatiebedrijven bij RICN aangesloten.
2.3. Partijen hebben op 17 december 2003 een raamovereenkomst gesloten, waarin – voor zover thans relevant – het volgende is opgenomen:
2. Productomschrijving en specificaties
RICN-partner bindt zich tot het leveren van kunststofleidingsystemen en aanverwante artikelen met de daarbij behorende adviezen aan RICN-deelnemers.
3. Prijzen en condities
(…) RICN-deelnemers krijgen over de netto prijzen, d.i. na aftrek van bovenstaande kortingen een extra korting van 13%. Dit geldt niet voor speciale acties en aanbiedingen.
15. Looptijd van deze overeenkomst
De ingangsdatum van deze overeenkomst 01-01-2004 en zal aflopen op 31-12-2006. De overeenkomst zal telkens stilzwijgend met een jaar worden verlengd. Opzegging van deze overeenkomst dient uiterlijk 30-09-2006 voor het verstrijken van de duur van de overeenkomst c.q. van de periode van verlenging, bij aangetekend schrijven te geschieden.
RICN is gerechtigd deze overeenkomst terstond en zonder enige waarschuwing op te zeggen:
• indien RICN-partner surseance van betaling dan wel faillissement aanvraagt, dan wel failliet wordt verklaard;
• bij niet of niet behoorlijke nakoming door RICN-partner van enigerlei verplichting jegens RICN uit hoofde van deze overeenkomst of anderszins;
• bij ontbinding van RICN-partner.
[eiser] is dus met ingang van 1 januari 2004 RICN-partner geworden.
2.4. Medio mei 2007 heeft RICN, naar aanleiding van een door RICN georganiseerde tender met betrekking tot leveranciers van leidingsystemen en sanitaire artikelen, [eiser] bericht dat zij de raamovereenkomst wil beëindigen en dat RICN voor de betreffende artikelen een nieuwe overeenkomst met een concurrent zal sluiten. [eiser] heeft kort daarna voorgesteld om de RICN-deelnemers zelf hierover aan te schrijven, met welke voorstel RICN heeft ingestemd.
2.5. Bij brief van 22 mei 2007 heeft [eiser] de RICN-deelnemers het volgende bericht:
Geachte heer…,
[eiser] B.V. wil u bedanken voor het jarenlang vertrouwen dat we mochten genieten als RICN-partner.
Nu de keuze is gevallen op een andere partner, willen we toch de samenwerking voortzetten, en doen wij u het volgende voorstel.
Doordat wij geen afdracht meer hebben aan RICN, willen wij u hiervan laten profiteren en verhogen wij de extra factuurkorting van 13% naar 15%.
Dit betekent concreet dat u over de korting die u bij [eiser] B.V. geniet, nog eens extra 15% factuur korting krijgt (actieartikelen en speciale prijzen uitgezonderd).
Wij vertrouwen erop u hiermee op een passende wijze te hebben geïnformeerd, en zien de handhaving van onze zakelijke relatie vol vertrouwen tegemoet. (…)
2.6. In reactie hierop heeft RICN omstreeks 25 mei 2007 op haar intranet voor RICN-deelnemers een bericht geplaatst met de titel “misleidende mailing van oud-partner [eiser]”, dat luidt als volgt:
Geachte RICN-deelnemer,
Deze week heeft oud-partner [eiser] een brief gestuurd naar alle RICN-leden, waarbij [eiser] de suggestie wekt dat u nu 2% extra korting krijgt. Wij attenderen u erop dat deze informatie misleidend is.
Tender uitslag: Vihamij veel scherper dan [eiser]
Mede naar aanleiding van klachten van RICN-leden over te hoge prijzen bij [eiser], heeft het RICN kantoor de tender ‘Sanitaire materialen’ gestart. [eiser] heeft daarbij een eerlijke kans gehad om in concurrentie met qua kwaliteit en service vergelijkbare leveranciers scherpe condities neer te leggen.
Na afloop van de tender bleek Vihamij echter veel betere condities te hebben geboden. De nieuwe raamovereenkomst behelst namelijk een zeer scherpe maximale mixmarge, waardoor u gegarandeerd niet te veel betaalt over de totale breedte van het assortiment. Uit onze doorrekening van alleen al de hardloperslijst, bleek dat [eiser] gemiddeld maar liefst 12% duurder was dan Vihamij. Op sommige artikelen was [eiser] zelfs meer dan 100% duurder. Reden voor de democratische meerderheid van alle RICN-leden om te kiezen voor Vihamij als nieuwe RICN-partner en om afscheid te nemen van [eiser].
Misleidende brief
De brief van [eiser] is dus ‘mosterd na de maaltijd’ en de 2% extra korting is een minimaal doekje voor het bloeden vergeleken met de veel scherpere condities bij Vihamij.
Wat [eiser] bovendien niet vermeld heeft, is dat de gestaffelde eindejaarsbonus voor RICN-leden van 2% tot 4% uit het oude raamcontract nu is komen te vervallen. Die 2% extra is dus in werkelijkheid niet extra, in veel gevallen gaat u juist achteruit op uw oude condities bij [eiser]!
Met een misleidende suggestie proberen zij bovendien de betrouwbare reputatie van de RICN Inkooporganisatie te beschadigen, waarbij zij hopen dat u – in elke geval voor de inkoop van sanitaire materialen – uit het collectief stapt. In tegenstelling tot de door [eiser] gesuggereerde 2% bedroeg de organisatiebonus in werkelijkheid slechts 0,5% (namelijk € 2.075,- over een totale omzet bij [eiser] van € 409.285,- in 2006). Zoals u weet, ontvangt RICN een geringe organisatiebonus van de leveranciers om uw jaarlijkse contributiekosten laag te kunnen houden bij een nog altijd groeiend contractenpakket en bijbehorende dienstverlening.
Eerlijke concurrentie
Wij betreuren het dat na jarenlange prettige samenwerking, [eiser] zich nu een slechte verliezer toont. Goede inkoop draait om eerlijke concurrentie, maar [eiser] heeft schijnbaar moeite met zowel concurrentie als eerlijkheid. Het is (zoals met alle RICN raamcontracten) aan u om daar uw conclusies aan te verbinden.
2.7. Op 8 juni 2007 heeft de advocaat van [eiser] RICN een brief gestuurd waarin hij stelt dat RICN zich in haar berichtgeving van 25 mei 2007 onrechtmatig heeft uitgelaten over [eiser] door gebruik te maken van termen als ‘misleidend’. Voorts is RICN hierin gesommeerd om een onthoudingsverklaring te tekenen, waarin onder meer is opgenomen dat RICN een rectificatie zal sturen aan alle RICN-deelnemers. RICN heeft dit bij brief van 11 juni 2007 geweigerd.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert dat de voorzieningenrechter RICN veroordeelt om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis op straffe van verbeurte van een dwangsom een aangetekende brief te versturen aan alle RICN-deelnemers met de volgende tekst:
Geachte RICN-deelnemer,
Ter uitvoering van een vonnis in kort geding dat [eiser] tegen RICN heeft aangespannen, delen wij u het volgende mee.
Op of omstreeks 25 mei 2007 hebben wij u een brief gestuurd onder de titel “misleidende informatie van oud-partner [eiser]”. Aanleiding van onze brief vormde de brief die [eiser] u rond 22 mei 2007 heeft gestuurd waarin [eiser] u een factuurkorting biedt van 15% op haar artikelen. Ten onrechte hebben wij die brief van [eiser] misleidend genoemd en hebben wij gesuggereerd dat Wilkamp oneerlijke handel bedrijft en erop uit is om onze reputatie te beschadigen. Dit is niet het geval. Bij nader inzien erkennen wij dat het [eiser] – evenals ieder ander bedrijf – in principe vrij staat om u aan te schrijven en u een korting aan te bieden op haar artikelen. U bent vervolgens vrij om van die aanbieding wel of niet gebruik te maken. U kunt onze brief van 25 mei dan ook als niet verzonden beschouwen. Wij verzoeken u die brief alsmede eventuele kopieën daarvan te vernietigen en de digitale versie van die brief definitief te verwijderen.
Met vriendelijke groeten,
RICN
danwel een tekst die de voorzieningenrechter in goede justitie passend acht.
De vordering tot betaling van een voorschot op de beweerdelijk door [eiser] geleden schade heeft [eiser] ter zitting ingetrokken.
3.2. [eiser] legt aan haar vordering ten grondslag dat RICN zich met het schrijven van het bericht van 25 mei 2007 onnodig grievend heeft uitgelaten over [eiser] en zich daarmee onrechtmatig heeft gedragen ten op zichte van haar. RICN heeft ten aanzien van de door [eiser] geschreven brief meerdere malen de term ‘misleidend’ gebruikt met als enige doel het aantasten van de eer en goede naam van [eiser]. RICN heeft hiermee opzettelijk [eiser] in een kwaad daglicht gesteld en (in)direct haar leden opgeroepen om geen producten meer van [eiser] af te nemen. Als gevolg hiervan is het aantal orders dat [eiser] van recreatiebedrijven heeft ontvangen, gedaald. Voornoemde handelwijze is onrechtmatig, zodat RICN op grond van art 6:167 BW gehouden is haar misleidende berichtgeving te rectificeren.
3.3. RICN voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Het spoedeisend belang volgt uit de aard van de zaak en is ook niet weersproken door RICN.
4.2. De vraag is of RICN zich met het haar reactie op de brief van [eiser] onrechtmatig heeft gedragen en op grond daarvan gehouden is haar berichtgeving te rectificeren.
4.3. RICN betwist dat er sprake is van het doen van misleidende dan wel onjuiste mededelingen en stelt dat [eiser] zelf een brief met een onjuiste, misleidende inhoud heeft geschreven en daarmee onrechtmatig jegens RICN heeft gehandeld, zodat RICN gehouden was hierop te reageren. Uit de derde alinea van de brief van [eiser] kan volgens RICN worden afgeleid dat RICN 2% van de omzet aan organisatiebonus zou ontvangen, terwijl deze bonus feitelijk aanzienlijk lager is. Daarbij komt dat [eiser] de eindejaarsbonus geheel buiten beschouwing heeft gelaten. RICN stelt dan ook dat de RICN-deelnemers uit deze mededeling hebben kunnen concluderen dat het goedkoper is om direct bij [eiser] te bestellen dan om als RICN-deelnemer producten af te nemen. Hierdoor is de reputatie van RICN beschadigd. RICN heeft derhalve hierop gereageerd met een qua inhoud correct bericht, dat als had doel om de RICN-deelnemers juist te informeren en de brief van [eiser] in een juist perspectief te plaatsen.
4.4. Ter beantwoording van de vraag of de berichtgeving van RICN gedateerd 25 mei 2007 onjuist, onvolledig en/of misleidend en daarmee onrechtmatig is, dient rekening gehouden te worden met in beginsel twee tegenover elkaar staande belangen. Aan de ene kant staat het belang dat [eiser] niet door publicatie wordt blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen en aan de andere kant het belang dat niet, door gebrek aan bekendheid bij RICN-deelnemers, mogelijke misstanden zullen blijven voortbestaan. Aan welk belang de doorslag behoort te worden gegeven, hangt af van de in onderling verband te beschouwen concrete omstandigheden van het geval. In het onderhavige geval zal bij de belangenafweging ook de brief van [eiser] van 22 mei 2007 betrokken moeten worden, nu het bericht van RICN een reactie hierop was.
4.5. De derde regel in de brief van [eiser] kan naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter als suggestief worden beschouwd, nu hieruit indirect naar voren komt dat RICN, in het nadeel van de RICN-deelnemers, 2% aan omzet opstrijkt. [eiser] wilde RICN-deelnemers, volgens eigen zeggen, ook nadat zij geen RICN-partner meer was nog steeds laten profiteren van (extra) korting, hetgeen haar goed recht is, maar daarbij had zij wel volledig moeten zijn in het doen van haar mededelingen, hetgeen zij niet geweest is. Het op deze wijze doen van mededelingen is onjuist dan wel onvolledig, maar niet zonder meer onrechtmatig. Het was RICN onder de geven omstandigheden derhalve toegestaan om deze onbedoelde dan wel bedoelde mededeling, wat daar verder ook van zij, en de conclusie die RICN-deelnemers hieruit mogelijkerwijs hebben kunnen trekken, recht te zetten. RICN heeft dit ook gedaan. In een uitvoerig bericht heeft zij de aantijgingen van [eiser] geprobeerd recht te zetten en weergegeven waarom zij niet langer met [eiser] in zee wil gaan. Echter daarbij is RICN in zoverre doorgeslagen dat zij in de laatste alinea van haar bericht [eiser] heeft neergezet als een ‘slechte verliezer’ en een bedrijf dat ‘moeite heeft met concurrentie en eerlijkheid’, alsmede heeft RICN gesteld dat ‘het aan haar deelnemers is om hieraan hun conclusies te verbinden’. Ook schrijft RICN dat [eiser] erop uit is de betrouwbare reputatie van RICN te beschadigen. Dergelijke mededelingen zijn niet onderbouwd en onnodig grievend, zodat het ervoor gehouden moet worden dat de uitlatingen van RICN in met name de laatste alinea qua inkleding te sterk zijn aangezet en derhalve als onrechtmatig dienen te worden gekwalificeerd. Dit met als logisch gevolg dat de eer en goede naam van [eiser] worden aangetast, hetgeen niet gerechtvaardigd was. De stelling van RICN dat zij genoodzaakt was zich op deze wijze uit te laten, omdat er geen andere mogelijkheid voor haar was om haar doel (het juist informeren van RICN-deelnemers) te bereiken, gaat in zoverre dan ook niet op. RICN had haar doel reeds bereikt door enkel de opmerking van [eiser] inzake de 2% omzetbonus te corrigeren. Bovendien geldt dat RICN minder verstrekkende bewoordingen had kunnen gebruiken en reeds had gebruikt, die tenminste hetzelfde effect (zouden) hebben gehad.
4.6. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat met name de laatste alinea in de berichtgeving van RICN onrechtmatig is jegens [eiser] en dat RICN gehouden is om dit te rectificeren, zoals hierna onder 5.1. is weergegeven. De rectificatie dient op eenzelfde wijze plaats te vinden als de verspreiding van het bericht zelf, derhalve via het intranet van RICN. Daarbij dient RICN een uitdraai/afschrift van de geplaatste rectificatie te versturen aan de advocaat van [eiser]. Voor een rectificatie per aangetekende brief aan alle RICN-deelnemers bestaat vooralsnog geen aanleiding, nu op de door de voorzieningenrechter bepaalde wijze dezelfde groep wordt bereikt als eerder is gebeurd met de berichtgeving van RICN. Aan de veroordeling zal een dwangsom worden verbonden, die zal worden beperkt als volgt.
4.7. RICN zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding EUR 70,85
- vast recht 251,00
- overige kosten 0,00
- salaris procureur 816,00
Totaal EUR 1.137,85
Het resterende gedeelte van het door [eiser] betaalde vast recht (EUR 550,- - EUR 251,- = EUR 299,-) komt voor rekening van [eiser].
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. veroordeelt RICN om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis een bericht op het intranet van RICN te plaatsen – en daarvan een uitdraai/afschrift te doen toekomen aan de advocaat van [eiser] – met de volgende tekst:
Geachte RICN-deelnemer,
Ter uitvoering van een vonnis in kort geding dat [eiser] tegen RICN heeft aangespannen, delen wij u het volgende mee.
Op of omstreeks 25 mei 2007 hebben wij een bericht op intranet geplaatst onder de titel “misleidende informatie van oud-partner [eiser]”. Aanleiding van dit bericht vormde de brief die [eiser] u rond 22 mei 2007 heeft gestuurd waarin [eiser] u een factuurkorting biedt van 15% op haar artikelen. Ten onrechte hebben wij in ons bericht gesuggereerd dat Wilkamp een ‘slechte verliezer’ is en een bedrijf is dat ‘moeite heeft met concurrentie en eerlijkheid’ en erop uit is onze reputatie te beschadigen. Dit is niet het geval. Bij nader inzien erkennen wij dat het [eiser] – evenals ieder ander bedrijf – in principe vrij staat om u aan te schrijven en u een korting aan te bieden op haar artikelen. U bent vervolgens vrij om van die aanbieding wel of niet gebruik te maken.
Met vriendelijke groeten,
RICN
5.2. bepaalt dat RICN voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij in strijd handelt met het onder 5.1. bepaalde, aan [eiser] een dwangsom verbeurt van EUR 1.000,-, tot een maximum van EUR 50.000,-,
5.3. veroordeelt RICN in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op EUR 1.137,85,
5.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Noordraven en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. B.J.M. Vermulst op 19 juli 2007.